Beroep: productiemedewerker; actief Rover-lid met speciale interesse voor wet- en regelgeving rond toegankelijkheid
OV-gebruik: “Ik gebruik regelmatig alle vormen van OV: trein, bus, tram, metro én veerboten. Ik neem ook regelmatig de trein naar het buitenland, waar ik familie heb wonen. Vliegen doe ik niet, want dat laat mijn gezondheid niet toe. Mijn reizen zijn deels privé maar vaak ook voor Rover – bijvoorbeeld vergaderingen van het Reizigersoverleg Brabant – of de vakbond. Gemiddeld reis ik zo’n twee dagen per week met het OV. In de winter reis ik vaker dan in de zomer, omdat ik dan niet fiets naar mijn werk.”
Beste OV-ervaring: “De meeste reizen verlopen goed. Er is niet iets wat er echt uitspringt.”
Slechtste OV-ervaring: “Het is me twee keer overkomen dat ik mijn eindbestemming niet bijtijds heb kunnen halen. De ene keer was een reis van Breda naar Wenen op de heetste dag van 2019. De hitte was ook de oorzaak van de vertraging. Het ging bij vertrek uit Breda meteen al fout met een omleiding via Brussel en Aken, met extra overstappen in Düren, Mannheim en Stuttgart. Uiteindelijk strandde ik in München. De volgende dag kon ik wel verder en kwam ik in Wenen aan met 13 uur vertraging. De andere keer was toen een buspassagier onwel werd. Door het oponthoud miste ik de laatste trein naar huis. In beide gevallen regelde en betaalde de vervoerder een overnachting. Maar van stress heb ik weinig last – ik ben wel wat gewend.”
Wat moet beter: “De beschikbaarheid van personeel en de informatie-uitgifte.”
Rover kan/moet: “Goed overleggen met vervoersautoriteiten, politiek en vervoerders om het OV een kwaliteitsslag beter te krijgen. Dat moet zowel op lokaal en regionaal als op nationaal en internationaal niveau. Men moet vooral niet naar eigen eilandjes kijken, maar zo breed mogelijk naar het belang van de reizigers.”