Wie de trap met de koperen trapleuning afloopt, komt in een monumentale hal terecht die meer op een kathedraal lijkt dan op een wachtruimte van een treinstation. Een daarbij passende sacrale stilte wordt slechts doorbroken door de klakkende hakken van een zakenvrouw op de marmeren vloer die door de hal echoën. Alleen een heel klein bordje ‘TO TRAINS’ wijst op de functie van het gebouw. De winkels om de hal heen staan al lang leeg – of zij ooit weer openen weet niemand. Druk werd het hier alleen in de spits wanneer de forenzen opdoken, maar sinds corona gebeurt ook dat niet meer. In het felle licht zie je af en toe een gestrande reiziger die op een bank probeert te slapen. De miniatuurborden in het midden van de hal tonen van alles, maar geen reisinformatie.
Anders dan in Nederland weten reizigers vooraf niet op welk perron de trein aankomt. Wachten doe je hier dan ook alleen in de centrale wachtruimte, totdat het vertrekperron van de trein omgeroepen wordt. Voor langeafstandreizen geldt dat je eerst een uur van tevoren moet ‘inchecken’ en je bagage moet afgeven; treinreizen lijkt dus vaak op vliegen (en voelt helaas ook net zo ingewikkeld).