Tot midden 19e eeuw werd Bolsward – een van de elf Friese steden – beschermd door bolwerken en vier stadspoorten. Toen de verdediging niet meer nodig was, begon men eind 19e eeuw de bolwerken af te graven. Maar bij het Hoog Bolwerk aan de oostzijde was het geld op; dat bestaat nog en is nu een rijksmonument. Het Zuiderbolwerk, dat al een vaste kade had, werd afgegraven en bestraat. Het heette eerst Verlengde Turfkade, maar kreeg in 1951 de naam Stoombootkade, als herinnering aan de ligplaatsen van (stoom)beurtschepen. Voordien, al sinds 1620, pendelden trekschuiten van Bolsward naar Workum, Sneek, Leeuwarden en Harlingen. Zij vervoerden zowel vracht als passagiers.
Bolsward kreeg in 1882 een (stoom)tramverbinding met Harlingen en Sneek voor zowel personen- als vrachtvervoer, verzorgd door de Nederlandsche Tramweg Maatschappij. Na de Tweede Wereldoorlog nam de NS deze lijnen over en personenvervoer ging toen al snel over op de bus, wat de bushaltes rond de binnenstad opleverde. De halte aan de Stoombootkade lag direct aan de ingang van de binnenstad. Tegenwoordig is het een halte (in één richting) van buslijnen 99 (Bolsward–Sneek), 199 (Harlingen–Sneek) en 698 (schoolbus Makkum–Sneek).
