"Uniformering kleinschalig vervoer dringend gewenst"
83 deelnemers uit alle sectoren - overheden, vervoerders, consumenten, politiek en meer - waren aanwezig bij het symposium 'Vervoer in de buurt' dat Rover samen met Aandacht voor iedereen op 23 juni organiseerde. De provincie Utrecht trad als sponsor op van deze bijeenkomst in de Nieuwe Raadszaal van het Gemeentehuis van Zeist, met wethouder Roy Luca als gastheer. Centraal stond ontwikkeling en toekomst van "dunne lijnen" in het OV. De presentaties van de diverse sprekers zijn hieronder te downloaden.
De vraag naar OV naar de grotere steden stijgt. Voor minder druk bezette lijnen blijft dan minder geld over. De laatste jaren zijn er heel veel nieuwe vormen van kleinschalig vervoer ontstaan, variërend van de bekende buurtbus tot belbussen en deeltaxi’s, vooral bedoeld voor groepen reizigers die moeilijk de (langere) afstand naar de haltes van de drukke lijnen kunnen afleggen. Frans Gommers van XTNT liet in zijn presentatie zien wat de trends en ontwikkelingen zijn.
Vragen en onzekerheden
Al die verschillende vormen hebben streekeigen namen en eigen vervoersvoorwaarden, maar kleinschalig OV is er niet alleen voor de inwoners van een stadswijk of dorp, maar ook voor reizigers die naar zo’n plaats toe willen. Om erachter te komen hoe men de laatste kilometers kan afleggen, moeten nogal wat vragen vooraf beantwoord worden: Gaat er een bus? Moet vooraf gebeld -of geappt- worden en hoe lang van te voren? Wat als mijn trein vertraging heeft? Is er een speciaal pasje nodig en zo ja, hoe kom ik daar aan? Kan ik met mijn beperking mee; is er hulp? Word ik voor de deur of bij een halte afgezet? Kunnen we met vijf volwassenen mee? Hoe verloopt de betaling? Geldt de OV-chipkaart of juist niet? Kan men contant betalen of mag dat juist niet? En hoe komt men ’s avonds weer terug? Wat als het busje mij vergeet? Vooral voor de 1 miljoen laaggeletterden is dat een bijna niet te beantwoorden reeks vragen en onzekerheden.
Marjan Maarschalkerweerd en Mieke Biemond wezen er op dat iedereen die wil kunnen deelnemen aan mobiliteit en daar ook recht op heeft, zelf de regie wil houden. Zij adviseerden dat met name het leren van vervoersvaardigheden de cruciale factor is om over de knelpunten van onbekendheid en angst heen te kunnen stappen waardoor de overstap van Wmo en ander doelgroepenvervoer naar regulier OV kansrijk wordt. Een belangrijk deel van de knelpunten voor reizigers met een beperking kan worden opgeheven door een andere houding bij de opdrachtgevers, bus- en taxibedrijven en medereizigers. Rover-voorzitter Arriën Kruyt sprak zich uit om het obstakel van de pasjes voor WMO reizigers (die nog niet in het hele land geldig zijn) aan te willen pakken om zo te zorgen dat er een veel grotere mobiliteit mogelijk is.
Maikel Bracun (ontwikkelmanager bij Arriva), stelde voor om alle aanvullend OV de naam “Vlinder” te geven. Bereikbaar via één telefoonnummer. Vervolgens is het aan de vervoerder om te bepalen welk vervoermiddel hij inzet, zoals een shuttlebus, een avondvlinder of een locaal taxibedrijf of zelfs een huurfiets. Het tarief en het betaalsysteem zijn in alle voertuigen hetzelfde, OV-chipkaart of contant.
Aanbodgericht vs. vraaggericht vervoer
In Groningen en Drenthe heeft men er voor gekozen, zo vertelde directeur Jan van Selm van het OV Bureau, om tussen grotere plaatsen de basisbuslijnen in de avonduren tenminste eens per uur te laten rijden. Dus ook als er weinig of geen reizigers zijn. Voor kleinere plaatsen is het OV vraaggericht, zoals de regiotaxi. In 2018 breidt men de combinatieritten van de taxibusjes uit met WMO-vervoer en leerlingenvervoer. Er komen op OV knooppunten in de provincies Groningen en Drenthe (hub’s genoemd) meer voorzieningen zoals parkeerplaatsen en toiletten.
Het bereiken van een bestemming staat of valt met de informatievoorziening. Susan Zethof van 9292 vertelde dat 9292 t.z.t. meer informatie kan geven over toegankelijkheid van haltes en voertuigen en over wat er in een gemeente aan aanvullend vervoer verkrijgbaar is.
Overhandiging Handboek Buurtbus
Inmiddels zijn er in Nederland zo’n 200 buurtbuslijnen met duizenden vrijwilligers. In Oost-brabant zijn dat er 1200, in Gelderland zelfs 1400. Het wel en wee daarvan en hoe een buurtbus op te richten, is beschreven in het Handboek Buurtbus, waarvan het eerste exemplaar door Gerard van Kesteren van CROW -download hier zijn presentatie - werd overhandigd aan de Utrechtse gedeputeerde Jacqueline Verbeek-Nijhof.
Alle sprekers, ook de gedeputeerde en Ad Toet van de branche-organisatie Koninklijk Nederlands Vervoer, waren het erover eens dat uniformering van de vervoersvoorwaarden in het kleinschalig vervoer dringend gewenst is. Naast een goede informatievoorziening moeten data-analyse en de onlangs opgerichte mobiliteitsalliantie een eenvoudig en betrouwbaar OV voor iedere vervoersvraag in de toekomst mogelijk maken.