ProRail, waarheen?
De redactie van Op de rails heeft geturfd: er waren negen sein-, wissel- en stroomstoringen in Schiphol, Hoofddorp en omgeving tussen eind maart en midden april 2012. Negen keer werd de treindienst gestaakt of aanzienlijk uitgedund rond Schiphol. De overlast voor reizigers was groot.
De treinbotsing bij Amsterdam toonde aan dat cruciale seinen en wissels niet goed beveiligd zijn met ATB.
De Volkskrant meldde dat een aannemer zijn werk zo slecht heeft gedaan bij het onderhoud aan een brug bij Eefde, dat het treinverkeer gevaar liep. Het euvel werd niet door ProRail ontdekt maar door een medewerker van een ander bedrijf.
Het rapport van de Tweede Kamercommissie Kuiken toonde aan dat het bij ProRail ontbreekt aan technische kennis.
De Raad van Commissarissen van ProRail heeft met een fijn gevoel voor maatschappelijke verhoudingen de niet te rechtvaardigen bonussen van de directie vervangen door een forse salarisverhoging.
Wat doet de directie van ProRail?
De directie roept moedig dat het aantal verwijtbare storingen in 2015 tot nul moet zijn gereduceerd. Dit is een lofwaardig streven, maar kan dit gerealiseerd worden bij een bedrijf dat niet op orde is?
De directie wijt - zonder analyse of onderbouwing - het onheil aan het grote aantal wissels in Nederland en heeft een sloopplan, dat de misleidende titel draagt: “Robuust Spoor”. Alle vervoersbedrijven en reizigersorganisaties zijn tegen dit onzinplan, dat zal leiden tot een slechtere dienstregeling en minder mogelijkheden voor bijsturing bij verstoringen. Maar ProRail sloopt rustig door.
Wat doet de politiek?
Al deze blunders hebben er toe geleid dat de Tweede Kamer het gehad heeft met ProRail. De Minister schrijft in een brief aan de Tweede Kamer over ProRail als “mijn uitvoeringsorganisatie”. Dat is andere taal dan vroeger toen de bewindslieden verwezen naar de zelfstandige status van ProRail.
Wat kan de politiek verder doen?
Waar het ProRail aan ontbreekt is sturing op factoren die voor reizigers van belang zijn. Daar moet de politiek een oplossing voor zien te vinden. Soms kan het helpen om over de grens te kijken naar goede voorbeelden. In Zwitserland loopt het wat dat betreft beter, omdat men daar wel oog heeft voor de reiziger en de verschillende bedrijven (verplicht) met elkaar samenwerken en verder kijken dan hun eigen ‘netwerkje’ en de infrastructuur. Wat het buitenland ook laat zien is dat een sterke toezichthouder nodig is. Die ontbreekt bijvoorbeeld in Duitsland, waardoor het daar ook niet altijd goed gaat. Wat we nodig hebben is een toezichthouder die optreedt als het reizigersbelang in het geding is. Dat is wat wij node missen in Nederland.
Arriën Kruyt