ProRail: hoe nu verder?
Het vertrek van Marion Gout bij ProRail was onvermijdelijk. Haar belofte van nul vermijdbare storingen in 2015 werd niet waargemaakt. Haar voortdurende gehamer op veiligheid werd ongeloofwaardig toen na een ontsporing in Hilversum er maar liefst 500 wissels moesten worden gecontroleerd. Waren die wissels dan niet veilig of was ProRail het zicht op de staat van onderhoud kwijt geraakt? Aan blikseminslag kan ProRail niets doen, maar dat het een week moet duren om een door blikseminslag getroffen schakelkast te vervangen is ProRail wel aan te rekenen. Zowel het aantal als de duur van de buitendienststellingen waren voor de reizigers uiterst hinderlijk. In de afgelopen maanden kwam daar een nieuw verschijnsel bij: onaangekondigde noodreparaties die de reizigersdienst plotseling plat legden. Het argument veiligheid verbloemde gebrek aan kennis van de eigen infrastructuur.
Voor de pers en voor de politiek heeft ProRail een paar leuk klinkende excuses. De eerste is dat Nederland het drukst bereden spoorwegnet heeft van West-Europa. De treindiensten rond Londen, Parijs, in Zwitserland, in het Roergebied en het midden van België zijn intensiever dan in de Randstad. De tweede is dat veiligheid boven alles gaat. De werkelijkheid is dat de spoorwegen superveilig zijn in vergelijking met het wegverkeer en dat er in tien jaar maar één keer een reiziger is omgekomen bij een spoorwegongeluk en sinds 2007 geen baanwerkers. Stuitend is het argument dat het in Zwitserland en in Duitsland normaal wordt gevonden dat er baanwerkers om het leven komen. Het derde excuus is dat ProRail meer dan dertig vervoerbedrijven als klant heeft. In feite heeft ProRail vooral te maken met NS, die 90% van de reizigers vervoeren en DB Schenker dat 80% van het goederenvervoer voor zijn rekening neemt. Het gevaarlijke van deze drogredenen is dat ProRail er zelf in is gaan geloven.
Het Ministerie wil ProRail scherper in de gaten houden en aansturen. Dat is een stap in de goede richting. Maar er is meer nodig. ProRail heeft het beheer van het spoor in feite overgedragen aan aannemers. De aannemers hebben geen belang bij reizigers of verladers. Het belang van de aannemer eindigt bij het einde van het onderhoudscontract.
ProRail moet weer plezier krijgen in zijn eigen werk: het goed onderhouden van wissels, sporen, seinen en bruggen. Dat plezier krijg je als je het werk zelf doet. Een ProRailer moet trots kunnen vertellen dat hij een storing snel heeft opgelost in plaats van te vertellen dat hij de aannemer heeft gebeld. Een ProRailer moet beloond worden voor zijn plan om een station te verbouwen zonder buitendienststelling. Dan krijgen we een ProRail waar Nederland trots op is. Dan krijgen we Zwitserse kwaliteit en net als in Zwitserland veel meer reizigers en goederen op het spoor.
Arriën Kruyt