Blog: de rol van de provincie
Vandaag gaan we naar de stembus voor de provinciale verkiezingen. Hoewel de verkiezingscampagnes vooral gericht waren op landelijk beleid, zijn juist de provincies voor de OV-reiziger belangrijk. Dit opniestuk verscheen eerder in Trouw.
De huidige verkiezingscampagne lijkt eerder te draaien rond het huidige kabinet of de Eerste Kamer dan rond het provinciale beleid voor de komende vier jaar. Dat is een vreemde constatering, want de provincies hebben belangrijke taken. Zo zijn de provincies opdrachtgever voor het regionale openbaar vervoer: vrijwel alle bussen in Nederland rijden in opdracht van de provincie. Provincies kunnen met goed mobiliteitsbeleid bijdragen aan meer OV-gebruik.
Mobiliteit is het omvangrijkste beleidsterrein van een provincie. Voor provincie Gelderland bijvoorbeeld is mobiliteit met 280 miljoen euro de grootste post op de jaarlijkse begroting. In een kleinere provincie zoals Utrecht beslaat mobiliteit zelfs 55 procent van de begroting. Provincie Limburg betaalt maar liefst 2 miljard euro voor de hele periode dat Arriva het openbaar vervoer in de provincie verzorgt.
De komende jaren staan we voor een aantal maatschappelijke opgaven: het gebruik van de ruimte in steden moet efficiënter, de klimaatdoelstellingen vragen om meer duurzaamheid en het kabinet promoot een gezonde levensstijl. Aan al deze doelen kan door het openbaar vervoer worden bijgedragen. Daarnaast willen we dat ook mensen zonder auto mobiel blijven en dat onderwijsinstellingen en ziekenhuizen voor iedereen bereikbaar zijn. Provincies kunnen daarbij echt een verschil maken.
Buiten de Randstad is openbaar vervoer steeds vaker op afroep. Hoewel dat vaak als afbraak wordt gezien, kan een goed sturende provincie daar succes mee boeken. In Zutphen rijdt de bus geen vaste route meer, maar een route die aangepast is op de vraag van dat moment. Het aantal reizigers is hierdoor juist toegenomen. Daarvoor is wel lef, maar ook sturing van de gedeputeerde nodig. En betere samenwerking om grote provinciale verschillen tegen te gaan: zo kost in Brabant een ritje met het flexibele OV €3,50, terwijl de reiziger voor dezelfde flexdienst in de kop van Noord Holland het reguliere tarief van 15,3 cent per kilometer betaalt. Groningen en Drenthe hebben er voor gekozen in te zetten op snelle bussen naar de stad Groningen. Daarvoor hebben ze de frequentie verhoogd en de bus sneller gemaakt door vrije busbanen aan te leggen. Het gebruik van de bussen steeg vervolgens zo, dat er sinds 2018 dubbeldekkers rijden om de reizigers vervoerd te krijgen. In provincie Noord-Holland is het OV-gebruik juist laag. Deze provincie kent ook de laagste opcenten, terwijl er wel grote mobiliteitsknelpunten zijn. Of en in welke mate het openbaar vervoer succesvol is, hangt dus voor een groot deel af van de keuze die de provinciebestuurders maken.
De provincie kan ook vanuit het beleid op de ruimtelijke ordening voorwaarden stellen voor nieuwbouwwijken. De Utrechtse wijk Leidsche Rijn kent de hoogste autodichtheid van de stad, ondanks de aanwezigheid van stations en veel busvervoer. De OV-verbindingen zijn pas aangelegd nadat de mensen er gingen wonen en al twee auto’s voor de deur hadden staan. Als provincies bij nieuwbouwplannen de aanwezigheid van OV-verbindingen voorwaardelijk opleggen, hoeft niet later te worden gewerkt aan een moeizame verschuiving naar meer duurzaam vervoer.
De provincies hebben dus een sleutelrol in de transitie naar duurzame mobiliteit. Het zijn de regionale mobiliteitsplannen waar het openbaar vervoer een grote rol in moet spelen. De provincie kan regionaal maatwerk toepassen om een innovatief, duurzaam én sociaal mobiliteitsaanbod te realiseren voor iedereen. Waarom gaat de verkiezingscampagne daar niet over?
Freek Bos,
Directeur Rover