Aansturing van het openbaar vervoer
De discussie over de aansturing van het openbaar vervoer is weer losgebarsten. Bij het spoorvervoer gaat het nu om de vraag waar ProRail thuis hoort en hoe er moet worden aangestuurd. Bij het stads-en streekvervoer om de vraag hoe gedetailleerd de aanbestedingsvoorwaarden moeten zijn. Ook de rol van de overheden staat ter discussie. De tijd dat Ministers en gedeputeerden verwezen naar de bedrijven en hun eigen verantwoordelijkheid ontkenden is gelukkig voorbij. Inzake ERTMS hakte de Minister deze week de knoop door.
Vanuit reizigersperspectief bekeken gaat het maar om één ding: hoe is de kwaliteit het beste geborgd? ProRail is en blijft een probleemgeval voor reizigers en vervoerbedrijven. Iedereen ergert zich met recht en reden over aanhoudende sein- en wisselstoringen. Het antwoord van ProRail “Robuust spoor” is tot op heden helemaal geen robuust verhaal en leidt in de waarneming van Rover alleen maar tot voornemens om het aantal wissels te verminderen.
Waarom wordt nu het aansturingsvraagstuk ook voor de reizigers van belang? NS, FMN en reizigers zijn tegen de sloopplannen van ProRail, maar ProRail kan in de huidige structuur gewoon doorgaan met deze onzalige voornemens. Begrijpelijk dat NS en reizigersorganisaties greep willen krijgen op ProRail. De oplossing is niet om ProRail in de één of andere vorm bij Rijkswaterstaat onder te brengen. Dan kan hetzelfde als nu gebeuren. Vervoerders en reizigersorganisaties moeten vertegenwoordigd worden in de directie en raad van commissarissen van ProRail om het reizigersbelang te borgen.
Bij vervoerbedrijven en overheden begint het inzicht te dagen dat gedetailleerde aanbestedingsvoorwaarden niet leiden tot beter openbaar vervoer. Het is de moeite waard om reizigersorganisaties, bedrijven en decentrale overheden om de tafel te zetten en te zoeken naar andere vormen van aanbesteden. Het accent moet verschuiven van gedetailleerde voorschriften naar reizigerstevredenheid. Dat is in ieders belang.
Arriën Kruyt
9 juni 2012